vrijdag 19 september 2008

TAALVAARDIGHEID

TAALVAARDIGHEID
Er ligt best, alle, ik wil zeggen, er zou moeten liggen (=West Vlaams voor het zou toch aangewezen zijn) een zekere schroomvaliigheid als een wolk gespreid over ons taalgebruik. De woorden die we gebruiken om een begrip, een zaak,een voorwerp, een lichaamsdeel, enz, weer te geven, is lijk bovenkledij, die ondergoed verbergt. Kledij is synoniem van beschaving. Van A(dam) tot Z(ero). Naaktlopen is primitief. Verfijndere kledij is stijgend met stijgende beschaving.
Thuiskomende eega’s die zich neervlijen op bankstellen klinkt in mijn oren Calvinistisch of Gereformeerd. Of hoe die dingen van boven de Moerdijk ook heten. Ik heb liever een thuiskomend vrouwtje (zoeteke, chouke, bolleke) dat zich aan tafel, of in de zetel zet (zich neervlijt, zich laat zakke,/vallen), waar ze, gevolg gevend aan een spontane natuurlijke neiging tot exhibitionisme, overal in de plaats uitnodigend rondblikt in de hoop van een of ander al dan niet sexistich getint complimentje te vangen. Als man en echtgenoot, die al vele lichtjaren de puberteit is ontgroeid, bekommer ik mij dan in de eerste plaats om haar ‘outfit’ en/of opmaak, geef daar vervolgens lucht aan, al-dan-niet in slaapkamertermen, om mij vervolgens te informeren naar het resultaat van haar uitstap. Nu ze de lichte zomermantel, of de warme wintermantel uit heeft, merk ik haar nieuwe talons op die ze demonstratief vergelijkt met haar nieuwe handtas, waarna wij uitgebreid daarover converseren. Natuurlijk heb ik inmiddels haar goed gevulde en daarenboven nieuwe bloes gezien, maar de zedigheid gebiedt mij hic et nunc bij de bovenkledij te blijven, en niet af te dwalen naar de onderkledij of de inhoud ervan. Wat er werkelijk gebeurt gaat geen kat aan. Het is in het verhaal als bij de bovenkledij die de onderkledij beleefd bedekt.
Kijk, ik druk mij verkeerd uit. Het is niet ‘de zedigheid’ die mij dat gebiedt. Het is mijn schroomvalligheid in het taalgebruik. De wezenlijke inhoud van mijn woorden is voor iedereen overduidelijk. Ik ben bij de scène van de vreugdevolle thuiskomst niet hypocriet geweest en het plaatje was duidelijk voor iedereen. Zelfs de ogen van een Pater Inquisiteur hadden hetzelfde gezien. Als daarentegen bedoelde Pater Inquisiteur in een kamer met ‘vrijzeggers ‘ (zie hieronder) geweest ware, dan ….
Een sympathieke collega uit een druk bezocht en hoog gewaardeerd bloggersnest gebruikt, zegt hij stoer, liefst geen Missaal of andere spierpijnremmers. En toch scheelt aan zijn verhaal iets aan, volgens mij. Iets teveel. Of iets tekort. Iets onbepaalds. Iets dat bij mij overgaat in taalgevoeligheid….
‘Vrijzeggen’. Is weeral waarschijnlijk West Vlaams voor vrank en zonder aanzien des persoons, meestal een tikkeltje brutaal, in alle omstandigheden zijn eigen mening debiteren. Meestal ongevoelig voor de fijnere nuances waaraan het eigen dialect zo rijk is. Vrijzinnigheid is natuurlijk niet hetzelfde, in weerwil van de klankgelijkenis. Het is, hoe zou ik het zeggen, alleen een beetje…familie.
De gulden middenweg tussen taalvaardigheid en ‘vrijzeggen’ is een kunst waarin ik mij elke dag probeer te bekwamen. Met vallen en opstaan. Maar meestal met vallen. Mijn matras is al zo dikwijls gekeerd en verlucht, ja zelfs vervangen, dat het een perpetuum mobile is gaan lijken. Mocht zoiets al uitgevonden zijn. Fingerspitzengefühl. Ziedaar het woord dat ik eerst niet vond! Of is het taalhoffelijkheid?

Psst. Dit stukje kwam tot stand op woensdag 17 september 2008. Familiale omstandigheden beletten me in de ether te komen. Waarover veel spijt.
Psst 2 Mijn ‘Fingerspitzengefühl’ slaat eveneens op ‘kunstafbeeldingen’ al-dan-niet met erotische inslag. Over smaak valt niet te discussiëren – tenzij over goede smaak.
Pssst 3 Rik DeSaedeleer was in zijn tijd een steengoed sport-reporter. Zou die dan nooit de mooie kontjes/stampers van de renners/voetballers gezien hebben zoals Michel Wuyts? Of ligt het verschil besloten in de verschillende klasse?


rong>

Geen opmerkingen: